Flossen

Hoe moet u flossen

Neem ongeveer 45 cm flossdraad en wikkel de uiteinden losjes om de middelvingers. ( draai meer rond de ene vinger dan rond de andere) en laat 5 cm flossdraad vrij.

Met de duimen en wijsvinger houdt u de floss strak gespannen en schuif de floss voorzichtig met een zagende beweging tussen de tanden. Let erop de floss niet met een harde beweging op het tandvlees te laten neerkomen. 

Leg de flossdraad C-vormig rond elke tand en beweeg het voorzichtig met een heen-en weergaande beweging langs alle zijden van elk tand en ook onder de tandvleesrand. Neem voor elke tand een nieuw stukje floss.